Studentenstatuut
Het studentenstatuut is een overzicht van de rechten en plichten die je als student van Firda hebt. Het studentenstatuut, dus de rechten en plichten die jij hebt, geldt in onze schoolgebouwen, buiten op het schoolterrein en tijdens activiteiten die te maken hebben met je opleiding of de school.
Het studentenstatuut wordt per studiejaar vastgesteld.
Inleiding
Elke school is volgens de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (hierna: WEB) verplicht om een studentenstatuut te hebben. Deze regeling is het studentenstatuut zoals bedoeld in artikel 7.4.8. van de WEB. Het studentenstatuut beschrijft de rechten en plichten van de school en van alle studenten, die zich bij de school hebben ingeschreven. Denk hierbij aan de regels over verzuim, schorsing, gedwongen overplaatsing en verwijdering en de beschrijving van procedures voor de behandeling van klachten en geschillen. Het studentenstatuut geeft informatie over wat de student van de school mag verwachten en wat de school van de student mag verwachten. Het studentenstatuut benoemt verder de regelingen die gelden en geeft daarnaast ook aan welke voorzieningen er zijn.
Onder student wordt in dit studentenstatuut ook de vavo-student, examendeelnemer en cursist bedoeld. Overal waar hij staat, mag ook zij gelezen worden.
Hoofdstuk 1 - Algemeen
Artikel 1 - Reikwijdte
1.1 Dit studentenstatuut is bindend voor (aspirant-) studenten, vavo-studenten, examendeelnemers, ouders en wettelijk vertegenwoordigers van minderjarige studenten, medewerkers en bezoekers van Firda.
1.2 Het studentenstatuut geldt in en buiten de schoolgebouwen en –terreinen, zowel gedurende als buiten schooltijd, voor zover dit verband houdt met de schoolsituatie. Dit betekent dat dit studentenstatuut ook geldt op locaties waar beroepspraktijkvorming wordt uitgeoefend en daarnaast van toepassing is op zowel fysieke als digitale onderwijsactiviteiten.
Hoofdstuk 2 – Toelating en inschrijving
Artikel 2 - Aanmelding en inschrijving
2.1 Aanmelding vindt voor alle opleidingen plaats via Centraal Aanmelden MBO.
2.2 Voor inschrijving van minderjarige studenten is toestemming nodig van de ouder(s)/wettelijk vertegenwoordiger(s). Via Centraal Aanmelden MBO zal deze toestemming gevraagd worden.
2.3 De ouder(s)/wettelijk vertegenwoordiger(s) van minderjarige studenten worden middels het voorlopig inschrijfbewijs en het definitieve inschrijfbesluit gevraagd ermee in te stemmen dat de studenten gedurende de inschrijving, zelfstandig de overeenkomsten met betrekking tot beroepspraktijkvorming, de zogenaamde praktijkovereenkomst (POK) kunnen aangaan.
2.4 Studenten worden ingeschreven voor het kwalificatiedossier dat voor de desbetreffende beroepsopleiding is vastgesteld voor de aanvang van het studiejaar waarin zij met het eerste jaar van de opleiding starten, zoals bedoeld in artikel 7.2.4 lid 7 Web. Dit betekent dat een student altijd in het nieuwste cohort van een opleiding wordt ingeschreven als de student met een opleiding in het eerste studiejaar start.
2.5 Studenten die instromen in een later studiejaar, worden ingeschreven in het cohort van de groep (klas) waarin zij de opleiding binnen Firda aanvangen.
2.6 Wanneer sprake is van vertraging van de studieduur (verlengen of doubleren), behoudt de student het recht te diplomeren op basis van het studieprogramma (cohort) waar de student conform art. 2.4 van dit statuut voor is ingeschreven. Alleen wanneer de student toestemming geeft, mag de student overgeschreven worden naar een ander cohort. Dit kan in alle gevallen alleen een later cohort zijn. Voordat de student toestemming geeft worden de consequenties van de overschrijving inzichtelijk gemaakt.
2.7 Studenten kunnen diplomeren tot twee jaar na afloop van de nominale studieduur. In geval van verlopen van een cohort, zal de student overgeschreven moeten worden naar het eerstvolgende cohort waarvoor wel gediplomeerd kan worden.
Artikel 3 – Recht op toelating
3.1 Het College van Bestuur stelt jaarlijks het toelatingsbeleid voor het volgend studiejaar van de school vast en maakt dit beleid uiterlijk 1 februari voorafgaand aan het studiejaar bekend op de website.
3.2 Een aspirant-student heeft (wettelijk) recht op toelating tot de opleiding van zijn keuze. Hiervoor moet de student zich aanmelden vóór 1 april, aan de vooropleidingseisen en eventuele (bij ministeriele regeling gestelde) nadere vooropleidingseisen voldoen. Daarnaast moet de student deel hebben genomen aan alle voor de opleiding verplicht gestelde kennismakingsactiviteiten. Het recht op toelating geldt niet voor andere instroommomenten.
Dit zijn de intakeactiviteiten zoals bedoeld in art. 8.0.4. van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
3.3 Het recht op toelating geldt niet voor de zogenaamde numerus fixus opleidingen (zie verder artikel 4 – numerus fixus) en voor studenten vallende onder artikel 5.4.
3.4 Bij ministeriële regeling kunnen opleidingen worden aangewezen waarvoor scholen zogenaamde aanvullende eisen mogen stellen. Deze aanvullende eisen gelden bovenop de (nadere) vooropleidingseisen.
Een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) mag niet als voorwaarde voor toelating tot een opleiding gevraagd worden. Voor een aantal opleidingen heeft de student wel een VOG nodig om stage te kunnen lopen. Als de student geen stage kan lopen, dan kan dat negatieve gevolgen hebben voor het behalen van zijn diploma.
3.5 De verplichte kennismakingsactiviteiten, (nadere) vooropleidingseisen, aanvullende eisen en numerus fixus opleidingen (en het aantal opleidingsplaatsen binnen die opleidingen) worden vóór 1 februari voorafgaand aan het studiejaar, op onze website geplaatst bij de informatie over de opleidingen.
3.6 Firda vindt het belangrijk dat studenten die extra ondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld vanwege een (chronische) ziekte of handicap, onderwijs kunnen volgen. Wanneer tijdens de aanmelding of gedurende de opleiding blijkt dat een student mogelijk behoefte heeft aan extra ondersteuning worden daarover, voor zover mogelijk, voorafgaand aan de inschrijving afspraken gemaakt (Zie ook artikel 15 – passend onderwijs).
3.7 Aspirant-studenten die zich hebben aangemeld vóór 1 april en deel hebben genomen aan de verplichte kennismakingsactiviteiten, hebben recht op een studiekeuzeadviesgesprek. De aspirant-student moet hier zelf om vragen. Het advies dat wordt gegeven is niet bindend, dit betekent dat de aspirant-student zelf beslist of hij het advies opvolgt.
Artikel 4 – Numerus Fixus
4.1 Er zijn omstandigheden waaronder het College van Bestuur, op voorwaarde van instemming door de Studentenraad van Firda, kan besluiten om voor bepaalde opleidingen een maximaal aantal plekken toe te wijzen (numerus fixus). Dit kan wanneer sprake is van een beperkte opleidingscapaciteit en/of beperkt arbeidsmarktperspectief, of wanneer slechts een beperkt aantal stageplaatsen beschikbaar zijn.
4.2 Studenten hebben bij numerus fixus opleidingen geen direct plaatsingsrecht. Ieder jaar wordt uiterlijk 1 februari op de website bij de informatie over de opleidingen bekend gemaakt hoe de toelatingsprocedure eruitziet en hoe de toewijzing van opleidingsplekken plaatsvindt bij over-aanmelding. Dit kan bijvoorbeeld door middel van loting of op basis van de volgorde van aanmelding. Per opleiding kan bepaald worden of studenten uit de regio, kwalificatieplichtigen of interne doorstromers, voorrang hebben.
4.3 Vóór 1 mei wordt bekend gemaakt of de aspirant-student een opleidingsplaats toegewezen heeft gekregen of op de wachtlijst is geplaatst, alsook over de plaats op de wachtlijst.
4.4 Studenten die geen opleidingsplaats toegewezen hebben gekregen, nemen het recht op toelating niet mee naar een andere opleiding of een andere onderwijsinstelling. Firda zal zich inspannen om deze aspirant-studenten toch te plaatsen in een andere opleiding van hun keuze. Deze studenten kunnen ook gebruik maken van een studiekeuzeadviesgesprek (zie artikel 3.7).
Artikel 5 – Inschrijving en afwijzing
5.1 De aspirant-student ontvangt een schriftelijk besluit over het inschrijvingsverzoek.
5.2 Na aanmelding en het individuele kennismakingsgesprek conform artikelen 2 en 3 ontvangt de aspirant-student een voorlopig inschrijfbewijs. Dit betekent dat de student pas definitief wordt ingeschreven zodra de student aantoonbaar aan de (nadere) vooropleidingseisen en aanvullende eisen heeft voldaan, bijvoorbeeld na het behalen van een diploma op het voortgezet onderwijs. Wanneer de student aan deze inschrijfvoorwaarden heeft voldaan ontvangt de student een definitief inschrijfbesluit. Voor studenten die zich hebben aangemeld voor een numerus fixus opleiding, geldt dat zij na het voldoen aan de in dit artikel genoemde voorwaarden én een opleidingsplek toegewezen hebben gekregen, een definitief inschrijfbesluit ontvangen.
5.3 Firda behoudt zich het recht voor om een opleiding niet te laten starten (en de inschrijving van de student niet tot stand te brengen) als blijkt dat er te weinig aanmeldingen zijn om de opleiding adequaat en doelmatig uit te voeren. Bij opleidingen waarbij dit risico bestaat wordt dit op de website bij de informatie over de opleidingen vermeld. Als de opleiding niet start, wordt de aspirant-student hierover vóór 1 april geïnformeerd, dan wel behoudt de aspirant-student het toelatingsrecht voor andere (niet numerus fixus) opleiding.
5.4 Een aanmelding kan in uitzonderlijke gevallen leiden tot het niet toelaten van een aspirant-student.
Dit kan aan de orde zijn wanneer:
a. een niet-kwalificatieplichtige student reeds voor drie of meer opleidingen een negatief bindend studieadvies heeft gekregen en de laatste dag waarop student ingeschreven was, minder dan drie studiejaren geleden is.
b. een student zes verblijfsjaren in het mbo heeft gehad zonder een diploma te hebben behaald en de laatste dag waarop student ingeschreven was, minder dan drie studiejaren geleden is.
c. een student voor zichzelf of anderen een gevaar zou zijn in het beroep waarvoor wordt opgeleid, dan wel de praktische voorbereiding op dat beroep (art. 8.1.7b WEB)
5.5 Een besluit tot niet toelating conform artikel 5.4. wordt de aspirant-student schriftelijk en met reden omkleed bekend gemaakt. Tegen een besluit tot niet inschrijving kan de aspirant-student bezwaar indienen (zie ook artikel 23 klachten, bezwaar en beroep). In het schriftelijke besluit staat ook hoe de aspirant-student bezwaar kan maken.
Artikel 6 – Toelating tot de entreeopleiding
6.1 Voor toelating tot de entreeopleidingen bestaan geen (nadere) vooropleidingseisen of aanvullende eisen, zoals deze in de voorgaande artikelen zijn beschreven. Voor toelating tot een entreeopleiding gelden de volgende voorwaarden:
a. de aspirant-student voldoet niet aan ten minste de vooropleidingseisen voor toelating tot een basisberoepsopleiding (niveau 2), en
b. de aspirant-student is op 1 augustus van het jaar van inschrijving minimaal 16 jaar of heeft aan het einde van het lopende studiejaar ten minste 12 studiejaren onderwijs gevolgd.
6.2 Firda kan de toelating tot de entreeopleiding wanneer aan de in 6.1. genoemde voorwaarden is voldaan alleen weigeren als de betreffende aspirant-student in de afgelopen twee studiejaren voor het verzoek tot inschrijving ook al bij een instelling was ingeschreven voor een entreeopleiding of wanneer de aspirant-student voor zichzelf of anderen een gevaar zou zijn in het beroep waarvoor wordt opgeleid, dan wel de praktische voorbereiding op dat beroep. Artikel 5.5. is ook op dit besluit van toepassing.
Artikel 7 – Het toelatingsonderzoek
7.1 Wanneer een aspirant-student niet aan de (nadere) vooropleidingseisen voldoet, kan een college-directeur besluiten tot het laten uitvoeren van een toelatingsonderzoek (artikel 8.2.1. WEB). Bij gebleken geschiktheid uit dit onderzoek, kan de aspirant-student alsnog tot de opleiding toegelaten worden. Een toelatingsonderzoek is betrouwbaar, deugdelijk en controleerbaar en wordt uitgevoerd door de betreffende opleiding.
7.2 Het toelatingsonderzoek is niet bedoeld voor jongeren die zijn gezakt voor hun vmbo-examen. Deze leerlingen dienen zich opnieuw in te schrijven in het vmbo om een jaar later alsnog hun diploma te halen.
Hoofdstuk 3 – Regels over het onderwijs
Artikel 8 – Inhoud en inrichting van het onderwijs
8.1 Firda richt het onderwijs zo in dat:
a. de student de kennis en praktische vaardigheden om goed te functioneren in de praktijk van het beroep en in de samenleving aanleert en leert toepassen,
b. de student in staat is om geleidelijk zelf verantwoordelijkheid te dragen voor het eigen leren,
c. de student verband leert zien tussen de praktijk en combinaties van verschillende vak- en leergebieden,
d. de student waar mogelijk de mogelijkheid krijgt om in eigen tempo, aansluitend bij de eigen manier van leren, de onderwijsprogramma’s te doorlopen, de nominale studieduur van het betreffende onderwijsprogramma in aanmerking genomen. Indien dit niet mogelijk is, dient de directeur dit schriftelijk onderbouwd aan de student mee te delen.
8.2 De inrichting van het onderwijs en de examinering van de overeengekomen opleiding zijn vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregeling (OER) die voor het begin van de opleiding wordt vastgesteld. Voor vavo-studenten is dit vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregeling Educatie en het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) vavo.
8.3 Firda biedt studenten de mogelijkheid tot extra uitdaging, al dan niet binnen het reguliere onderwijsprogramma, onder andere in de vorm van Ondernemerschap, Internationalisering, Excellentie, de Studentenraad en deelraad op het mbo-college.
Artikel 9 – Beroepspraktijkvorming
9.1 De beroepspraktijkvorming (BPV) (artikel 7.2.8 WEB) is een onderdeel van elke opleiding. Afspraken over de BPV worden vastgelegd in een aparte overeenkomst (artikel 7.2.9 WEB) tussen Firda, de student en de organisatie die deze vorming verzorgt en waar nodig het kenniscentrum / de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). Deze overeenkomst wordt de Praktijkovereenkomst (POK) genoemd.
9.2 De overeenkomst dient voor aanvang van de BPV door alle partijen te zijn ondertekend. De student in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) dient bij aanvang van de opleiding deze overeenkomst te hebben afgesloten. Als de BBL-student, die zich heeft ingeschreven voor een opleiding in de beroepsbegeleidende leerweg, vier maanden na aanvang van de opleiding geen praktijkovereenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8. lid 2 WEB heeft gesloten, wordt de inschrijving aan de opleiding beëindigd.
9.3 Firda heeft de zorgplicht een arbeidsmarktrelevante opleiding aan te bieden en de student te helpen bij het vinden van een door SBB-geaccrediteerde BPV-plek. De student moet zich inspannen om een BPV-plek te vinden. Indien de student er niet in slaagt om zelf een BPV-plek te vinden, dient hij een door Firda aangeboden BPV-plek te accepteren. De zorgplicht van Firda heeft slechts betrekking op BPV-plekken in een BOL-opleiding.
Artikel 10 – Keuzedelen
10.1 Op basis van de herziene kwalificatiedossiers maken keuzedelen onlosmakelijk onderdeel uit van de opleiding. Het volgen van keuzedelen en afsluiten met een examen is een verplicht onderdeel van de opleiding. De student kiest bij aanvang of gedurende de opleiding keuzedelen. Wanneer een student een keuze maakt om een keuzedeel te gaan volgen, wordt dit in Eduarte geregistreerd. Middels deze vastlegging verplicht Firda zich ertoe het keuzedeel aan de student aan te bieden en te examineren.
10.2 Het aantal keuzedelen is afhankelijk van de opleiding. De keuzedelen zijn opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de betreffende opleiding.
Artikel 11 – Bindend studieadvies
11.1 Iedere student ontvangt in het eerste studiejaar een zorgvuldig tot stand gekomen bindend studieadvies (BSA), waarbij de persoonlijke omstandigheden (zoals ziekte, handicap of zwangerschap) worden meegewogen.
11.2 Dit advies wordt voor de entreeopleiding tussen de 3 en 4 maanden en voor de andere opleidingen tussen de 9 en 12 maanden na aanvang van de studie, gegeven.
11.3 Het BSA is gebaseerd op de studieprestaties van de student en is bindend. Er zijn twee mogelijkheden:
a. Het advies is positief, de student mag verder met de opleiding.
b. Het advies is negatief, de student moet stoppen met de opleiding.
11.4 De opleiding stelt voorafgaand aan de start van de opleiding vast waar de student aan moet voldoen voor een positief advies.
11.5 Voordat een BSA wordt gegeven, worden een aantal voortgangsgesprekken met de student gevoerd. Deze gesprekken richten zich onder andere op participatie in relatie tot studieactiviteiten en de beoogde studieresultaten, de houding van de student in relatie tot het beroep waarvoor de student wordt opgeleid, de capaciteiten van de student in relatie tot het niveau van de opleiding en de leerbaarheid. Na een voortgangsgesprek kan de student een voorlopig advies ontvangen.
11.6 Met inachtneming van artikel 11.2 wordt een negatief BSA niet eerder gegeven dan dat de student hiervoor een schriftelijke waarschuwing heeft ontvangen en een redelijke termijn heeft gekregen om verbetering te laten zien. Wanneer een student een voorlopig negatief advies krijgt, ontvangt de student een schriftelijke waarschuwing en worden schriftelijke afspraken gemaakt over verbetering van studieresultaten. In deze afspraken is opgenomen wat de student moet laten zien om alsnog een positief advies te krijgen. Hierbij wordt een redelijke termijn afgesproken waarbinnen die verbetering moet worden laten zien en welke (extra) ondersteuning Firda de student biedt. In deze afspraken wordt ook een tussentijds evaluatiemoment opgenomen.
Bij minderjarige studenten worden ook de ouders/wettelijk vertegenwoordigers van de student over de waarschuwing en schriftelijke afspraken geïnformeerd.
11.7 Wanneer de student na het verstrijken van de termijn zoals opgenomen in de afspraken bedoeld in
artikel 11.6 onvoldoende studievoortgang laat zien, wordt een negatief bindend studieadvies afgegeven conform de in artikel 11.2. genoemde termijn en wordt de inschrijving van de student aan de opleiding beëindigd. Firda spant zich vervolgens gedurende acht weken in de student te ondersteunen en te begeleiden naar een andere opleiding al dan niet binnen de instelling.
11.8 De student waarvan de inschrijving op grond van een negatief bindend studieadvies is beëindigd kan niet opnieuw voor die opleiding binnen Firda worden ingeschreven.
11.9 Tegen een negatief bindend studieadvies kan de student binnen 10 werkdagen in beroep gaan bij de Commissie van Beroep voor de examens (zie ook artikel 23- klachten, bezwaar en beroep).
Artikel 12 – Wederzijdse inspanningsverplichting
12.1 Medewerkers en studenten zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs- en leerproces en dienen zich daarvoor gezamenlijk in te spannen. Zowel Firda als de student zijn gebonden aan de bepalingen die zijn vastgelegd in de overeenkomsten en reglementen waar in dit studentenstatuut naar wordt verwezen.
12.2 Firda organiseert het onderwijs en de examinering daarvan op een zodanige manier dat de student de opleiding redelijkerwijs binnen de gestelde termijn met succes af kan ronden. Te weten voor of uiterlijk op de verwachte einddatum zoals deze in het definitief inschrijfbesluit staat vermeld. De inspanningsverplichting van Firda komt daarnaast onder meer tot uiting in het voorzien in een goede begeleiding van het leerproces, het kiezen van geschikte leermiddelen en het daadwerkelijk gebruik maken hiervan, het, indien nodig of gewenst, aanbieden van ondersteuning, het binnen een redelijke termijn beoordelen en terugkoppelen van toetsen, opdrachten en examens, het tijdig verstrekken van relevante informatie en het zorgvuldig bijhouden van en inzicht geven in de voortgang van studenten.
12.3 De student spant zich zo goed mogelijk in om de opleiding binnen de gestelde termijn met succes af te ronden. Dat is voor of uiterlijk op de verwachte einddatum zoals deze in het definitief inschrijfbesluit staat vermeld. In het bijzonder is de student verplicht om daadwerkelijk aan opleidingsactiviteiten deel te nemen, tenzij dit om zwaarwegende omstandigheden niet van hem kan worden verwacht. De inspanningsverplichting van de studenten komt tot uiting in zaken als aanwezigheid, actieve deelname aan onderwijs- en ondersteuningsactiviteiten, het niet verstoren van de onderwijsactiviteiten en het in acht nemen van regels en aanwijzingen van medewerkers van Firda.
Artikel 13 – Aanwezigheid en verzuim
13.1 De afspraken over aan- en afwezigheid en de meldprocedure zijn te vinden op het studentenportaal (zie ook artikel 16 – ziekte, zwangerschap en bijzonder verlof).
13.2 De student moet op tijd, dat wil zeggen voor het begin van de onderwijsactiviteit, op de locatie dan wel in de online leeromgeving aanwezig zijn.
13.3 Om de aanwezigheid van studenten te kunnen registreren en studenten te kunnen identificeren bij online onderwijsactiviteiten, zal de student de camera op verzoek van de docent (kort) aan dienen te zetten. Daarnaast kan de docent vragen de camera aan te zetten wanneer dit vanuit onderwijskundig of didactisch oogpunt nodig is. Het blijvend weigeren van het gehoor geven aan een dergelijk verzoek kan leiden tot een afwezigheidsmelding (ongeoorloofd verzuim).
13.4 De student wordt uiterlijk in de eerste week van het studiejaar (via het studentenportaal) geïnformeerd over de voor dat studiejaar vastgestelde vakanties en vrije dagen. Voor zover mogelijk wordt de student dan ook geïnformeerd over de te verwachten uitval van onderwijsactiviteiten in verband met onder andere studiedagen, vergaderingen, toets- en herkansingsperiodes.
13.5 Als studenten die onder de Leerplichtwet vallen, zonder geldige reden verzuimen deel te nemen aan een onderwijsactiviteit en dit verzuim plaatsvond gedurende 16 uren in een periode van 4 aaneengesloten weken, wordt dit zonder uitstel gemeld aan het Digitaal Verzuimloket van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
13.6 Van studenten die onder de werking van hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering vallen en gedurende een periode van ten minste 5 aaneengesloten weken zonder geldige reden niet aan het onderwijs hebben deelgenomen, maakt de school een aantekening en doet zij melding aan DUO, volgens de in artikel 8.1.7. WEB genoemde voorwaarden.
13.7 Meerderjarige studenten (18+) die nog geen startkwalificatie hebben, worden volgens dezelfde termijnen als studenten die vallen onder de Leerplichtwet, als bedoeld in artikel 14.5 gemeld bij DUO.
13.8 Van studenten tussen de 18 en 23 jaar zonder startkwalificatie die ten minste 4 aaneengesloten weken, of een door Firda te bepalen kortere periode, zonder geldige reden onderwijsactiviteiten hebben verzuimd, wordt een RMC-melding doorgegeven aan DUO.
13.9 Wanneer een meerderjarige (18+) student in een niveau 1 of 2 opleiding tenminste 5 weken aaneengesloten ongeoorloofd afwezig is, moet Firda dit doorgeven aan DUO. De toelage van deze student wordt in deze gevallen omgezet in een lening en wordt volledig stopgezet wanneer de student niet opnieuw naar school gaat. De student wordt hierover schriftelijk geïnformeerd.
13.10 Wanneer sprake is van (langdurig) ongeoorloofd verzuim kunnen eventueel maatregelen tegen de student getroffen worden, in een uiterst geval verwijdering (zie ook artikel 22 - maatregelen, schorsen en verwijdering).
Artikel 14 – Rapportage vorderingen van studenten
14.1 Firda vindt het belangrijk ouders te betrekken bij en te informeren over de studie en de loopbaanontwikkeling van de student. Rapportages, brieven, studievoortgangsresultaten, e.d. worden bij minderjarige studenten (ook) naar de ouder(s)/wettelijk vertegenwoordiger(s) van de student gestuurd, dan wel is dit inzichtelijk in het ouderportaal. Firda kan ook nadat de student 18 is geworden de ouder(s)/wettelijk vertegenwoordiger(s) informeren over de studievoortgang of andere relevante zaken. Hiervoor dient de student toestemming te geven. De meerderjarige student kan zelf bepalen of de ouder(s)/wettelijk vertegenwoordiger(s) geïnformeerd worden en/of inzage hebben via het ouderportaal.
14.2 Vanaf dat een student 18 wordt is de student meerderjarig. Meerderjarige studenten dienen zich ook te houden aan alle verplichtingen die gelden voor minderjarigen. Een belangrijk verschil is echter dat de meerderjarige student zelf verantwoordelijk is voor het nakomen van verplichtingen. De meerderjarige student is zelf verantwoordelijk voor ziek- en absentiemeldingen.
14.3 Firda verstrekt informatie aan ouder(s)/wettelijk vertegenwoordiger(s) op de bij de administratie bekende gegevens en/of via het ouderportaal, zoals door de studenten of zijn ouder(s)/verzorger(s) aangeleverd. Wanneer slechts één ouder/wettelijk vertegenwoordiger deze informatie ontvangt, gaat Firda ervan uit dat de (gezaghebbende) ouder(s)/wettelijk vertegenwoordiger(s) onderling de vanuit Firda gezonden informatie, delen.
Hoofdstuk 4 - Maatwerk en voorzieningen
Artikel 15 – Passend onderwijs
15.1 Firda biedt studenten met een handicap of chronische ziekte passend onderwijs. Een handicap of chronische ziekte betreffen alle langdurige, fysieke, mentale, intellectuele of zintuigelijke beperkingen die ervoor kunnen zorgen dat mensen niet volledig kunnen participeren in het onderwijs.
15.2 Indien een student bij aanmelding aangeeft dat hij een beperking (handicap of chronische ziekte) heeft dan worden voorafgaand aan de inschrijving aanvullende afspraken gemaakt over extra begeleiding in het kader van Passend Onderwijs (art. 8.1.3a Web). Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd in een ondersteunings- of begeleidingsplan, gedurende de opleiding geëvalueerd en indien nodig aangepast. Wanneer de afspraken over extra begeleiding worden bijgesteld dienen beide partijen daar akkoord mee te gaan en daarvoor te tekenen.
15.3 De student levert Firda tijdens de aanmelding of het individuele kennismakingsgesprek de noodzakelijke informatie over de ondersteuning die hij nodig heeft om de opleiding te kunnen volgen. Als de student deze informatie niet geeft dan kan de ondersteuning niet opgenomen worden in de afspraken. Firda hoeft de noodzakelijke ondersteuning dan ook niet te leveren. Als tijdens de opleiding alsnog blijkt dat de student een extra ondersteuning nodig heeft dan kunnen alsnog afspraken voor ondersteuning worden gemaakt.
15.4 Wanneer geen sprake is van een beperking in de zin van handicap of chronische ziekte, maar wel behoefte is aan extra ondersteuning of begeleiding, kan een (tijdelijk) maatwerktraject met de student overeengekomen worden. Dit traject wordt schriftelijk vastgelegd.
15.5 In het kader van extra begeleiding of ondersteuning kunnen studenten onder andere gebruik maken van de extra ondersteuning die het Studenten Service Centrum (SSC) op ieder mbo-college biedt.
15.6 In het kader van het passend onderwijs en de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte wordt met de student onderzoek gedaan naar zogenaamde doeltreffende aanpassingen, tenzij deze een onevenredige belasting vormen voor Firda. Bij een aanpassing wordt onder andere ook gekeken of deze geschikt en noodzakelijk is. In het geval het niet mogelijk is doeltreffende aanpassingen te bieden, dan kan dit betekenen dat een student niet voor de gekozen opleiding ingeschreven kan worden. In dat geval wordt met de student een alternatieve opleiding gezocht.
Artikel 16 – Ziekte, zwangerschap en bijzonder verlof
16.1 Studenten, bij minderjarigheid de ouder(s)/wettelijk vertegenwoordiger(s), melden zich voorafgaand aan de onderwijsactiviteit ziek via (het ouderportaal van) Eduarte. Ook verlofaanvragen worden via deze weg ingediend.
16.2 Bij herhaalde ziekmelding of langdurige ziekte kunnen de student en Firda op basis van overleg en een gezamenlijke inspanning een inhaal- of maatwerktraject overeenkomen.
16.3 Zwangerschap en bevalling zijn geldige redenen voor verzuim. Studenten die zwanger zijn hebben daarnaast recht op verlofregelingen. Daarnaast gaat Firda flexibel om met het (onderwijs)programma en zijn er wanneer mogelijk extra examenmomenten. Firda kent een zwangerschapsprotocol welke te vinden is op het studentenportaal. De student en Firda kunnen een maatwerktraject overeenkomen.
16.4 Bijzonder verlof kan door de teamleider worden verleend voor in totaal maximaal 10 schooldagen per studiejaar wanneer sprake is van gewichtige omstandigheden. De student kan dit via de SLB-er aanvragen. Onder gewichtige omstandigheden worden verstaan:
a. Bij huwelijk van bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad van de student: maximaal 2 schooldagen;
b. Bij 25-, 40- en 50-jarig ambtsjubileum en 12½-, 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksjubileum van ouders of grootouders: 1 schooldag;
c. Bij ernstige ziekte van ouders, bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad van de student: maximaal 10 schooldagen;
d. Bij overlijden van bloed- of aanverwanten in de 1e graad maximaal 5 schooldagen; van bloed- en aanverwanten in de 2e graad maximaal 2 schooldagen; van bloed- of aanverwanten in de 3e en 4e graad maximaal 1 schooldag;
e. Bij verhuizing: 1 schooldag.
16.5 Een aanvraag voor bijzonder verlof op grond van artikel 16.4 moet minimaal 2 dagen vooraf worden ingediend, of als dit niet mogelijk is uiterlijk 2 dagen na het ontstaan van de verhindering, via het studentenportaal. Bij de aanvraag dient een schriftelijk bewijs te worden overlegd. Bij verlof langer dan 10 dagen moet de aanvraag bij Leerplicht/Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC) worden ingediend.
16.6 Verlof buiten de schoolvakanties kan in uitzonderlijke gevallen, voor maximaal 2 weken, via de teamleider aangevraagd worden. Dit dient minimaal 8 weken voor aanvang te worden aangevraagd. Deze vorm van verlof is alleen toegestaan wanneer de ouder(s)/wettelijk vertegenwoordiger(s) van de student aan kunnen tonen dat zij tijdens de vastgestelde schoolvakanties, geen vakantie hebben genoten vanwege werk. Aangetoond moet worden dat sprake is van ondernemerschap (inkomsten worden voornamelijk gegenereerd in schoolvakanties, bijv. middels accountantsverklaring) of werknemerschap (verklaring van werkgever dat in schoolvakanties geen vakantie kan worden genoten).
16.7 Verlof wordt niet toegekend voor de eerste twee weken na de door Firda vastgestelde zomervakantie.
Artikel 17 – Topsport
17.1 Studenten die topsport beoefenen komen onder omstandigheden in aanmerking voor faciliteiten die ondersteuning kunnen bieden in het combineren van het volgen van een opleiding met topsport. In het topsportbeleid van Firda is opgenomen welke studenten hiervoor in aanmerking komen en wat hun rechten en plichten zijn. Het topsportbeleid is te vinden op het studentenportaal.
17.2 Met de student die valt binnen de doelgroep van het topsportbeleid worden maatwerkafspraken gemaakt die worden vastgelegd in een topsportovereenkomst.
Hoofdstuk 5 - Kosten
Artikel 18 – Leermiddelen, schoolkosten en les- en cursusgeld
18.1 De kosten van het onderwijs worden voor de student zo laag mogelijk gehouden. Firda heeft dit vastgelegd in de Schoolkosten regeling van Firda en sluit hiermee aan op het ‘Servicedocument schoolkosten MBO’ van de MBO Raad.
18.2 De leermiddelen en onderwijsbenodigdheden kunnen studenten aanschaffen via de MBO Webshop. De student is niet verplicht om de onderwijsbenodigdheden bij Firda of een vaste leverancier in te kopen.
18.3 Wanneer de student verplichte leermiddelen heeft aangeschaft en deze zijn in het onderwijs niet of onvoldoende gebruikt, kan de student in aanmerking komen voor een vergoeding voor onterecht gemaakte kosten.
18.4 De inschrijving is niet afhankelijk van een andere bijdrage dan het wettelijke lesgeld (BOL/voltijd vavo) of cursusgeld (BBL/deeltijd vavo). Aan het volgen van de opleiding is een bijdrage voor lesgeld of cursusgeld verbonden wanneer de student op 1 augustus achttien jaar of ouder is.
18.5 Aan het volgen van opleidingen ‘overige educatie’ zijn trajecttarieven verbonden.
Artikel 19 – mbo-studentenfonds
19. 1 Studenten die aan één van de volgende voorwaarden voldoen, hebben recht op ondersteuning vanuit een door Firda opgericht mbo-studentenfonds:
a. Studenten (BOL of BBL) die lid zijn van de Studentenraad;
b. Studenten (BOL of BBL) die activiteiten verrichten op bestuurlijk of maatschappelijk gebied waarvan de school vindt dat deze ook in het belang zijn van de school of van het onderwijs van de student;
c. BOL-studenten tot 18 jaar waarvan de ouders of wettelijk vertegenwoordigers aantoonbaar onvoldoende financiële middelen hebben voor de aanschaf van de verplichte onderwijsbenodigdheden;
d. BOL-studenten die wegens een bijzondere omstandigheid studievertraging hebben opgelopen en geen recht meer hebben op studiefinanciering.
19.2 De minderjarige BOL-student zoals bedoeld in artikel 19.1. onder c kan in geval van een laag inkomen (van de ouders en/of wettelijk vertegenwoordigers) middels een toetsing door Stichting Leergeld ondersteuning krijgen bij de aanschaf van de verplichte leermiddelen.
19.3 Studenten bedoeld in artikel 19.1. onder d kunnen een aanvraag doen voor steun in de vorm van een financiële vergoeding als er sprake is van:
- ziekte, zwangerschap/ bevalling;
- een handicap of chronische ziekte;
- bijzondere omstandigheden;
- of overige redenen.
19.4 Een aanvraag kan de student indienen door het aanvraagformulier op de website in te vullen. De aanvraagprocedure en beoordeling van aanvragen vinden binnen Firda plaats conform ‘MBO-studentenfonds, beleidsstuk mbo-instellingen Noord-Nederland’.
19.5 Ook studenten die niet aan de in artikel 19.1. genoemde voorwaarden voldoen kunnen een aanvraag indienen bij het Mbo-studentenfonds. De beoordelingscommissie zal in dat geval beoordelen of gegeven de omstandigheden van het geval, toch steun kan worden geboden.
19.6 De aanvragen worden beoordeeld door een daarvoor ingestelde commissie. De student ontvangt een schriftelijk besluit ten aanzien van het al dan niet toewijzen van de gevraagde steun. Studenten kunnen tegen dit besluit bezwaar indienen bij de Geschillenadviescommissie (zie ook artikel 23- klachten, bezwaar en beroep).
Hoofdstuk 6 – Gedragsregels, maatregelen en Het Loket
Artikel 20 - Gedragsregels
20.1 Binnen Firda wordt zorggedragen voor een veilige omgeving, dat wil zeggen een zo optimaal mogelijk leef- en leerklimaat waarin de student zich veilig voelt in en rondom de school. Intimidatie, geweld of belaging, diefstal, discriminatie en vandalisme in en om Firda of ander gedrag dat niet in overeenstemming is met algemeen maatschappelijke fatsoensnormen zoals netheid op (ICT-)faciliteiten, gebouwen en leermiddelen of gedrag dat de gang van zaken in Firda verstoort, is niet toegestaan.
20.2 In de gebouwen en op de terreinen van Firda geldt een algeheel rookverbod. Onder roken wordt ook verstaan het gebruik van een elektronische sigaret en/of het gebruik van snus. Daarnaast mogen studenten in de gebouwen en terreinen van Firda en voor en/of tijdens onderwijsactiviteiten geen verdovende middelen, (op echt lijkende) wapens, vuurwerk, lachgas en/of alcoholhoudende drank gebruiken, in hun bezit hebben, dan wel verhandelen noch onder invloed van drank en/of drugs zijn. Bij overtreding hiervan kan Firda aangifte bij de politie doen en/of bij minderjarige studenten de ouder(s) en/of wettelijke vertegenwoordiger(s) informeren.
20.3 Het is verboden in de gebouwen, op de terreinen of in de online leeromgevingen van school foto’s, films of andere soorten beeld- of geluidsopnames te maken, te bewerken of te verspreiden door middel van mobiele telefoons of andere multimedia, tenzij personen die daarop te zien zijn hiervoor toestemming hebben gegeven. Firda kan verlangen dat de student de foto’s, films en/of andere soorten beeld-of geluidopnames weghaalt van het medium waarop de student deze verspreid heeft.
20.4 Tijdens onderwijsactiviteiten, in het bijzonder uitleg of presentaties in lessen, overleggen of bijeenkomsten gebruiken studenten en medewerkers geen digitale schermen (zoals telefoons, laptops of tablets). Een uitzondering geldt als de docent, gespreksleider of voorzitter aangeeft dat schermgebruik noodzakelijk of nuttig is voor het verloop van de uitleg, bijeenkomst of presentatie. Buiten deze momenten mogen digitale schermen alleen gebruikt worden, bijvoorbeeld als leerhulpmiddel of om te communiceren, als de docent, gespreksleider of voorzitter daar toestemming voor geeft.
Artikel 21 - Veiligheid
21.1 Studenten kunnen vrijwillig en op eigen risico gebruik maken van kluisjes. Om de veiligheid binnen Firda te waarborgen en te vergroten, behoudt het College van Bestuur zich o.a. het recht voor om de inhoud van de binnen Firda aanwezige kluisjes, al dan niet onaangekondigd, te (laten) controleren op de aanwezigheid van niet-toegestane zaken als wapens, drugs etc. Deze controle kan plaatsvinden wanneer sprake is van verdenking, echter behoudt het College van Bestuur zich ook het recht voor zonder verdenking een algemene controle op het naleven van de regels, te laten plaatsvinden. De controles worden altijd uitgevoerd in de aanwezigheid van twee medewerkers van Firda. De politie mag bij de controles aanwezig zijn ter assistentie. Wanneer niet-toegestane zaken worden gevonden, kan een maatregel conform art. 22 van dit statuut volgen en/of kan aangifte worden gedaan bij de politie.
21.2 Alle studenten, cursisten en medewerkers van Firda zijn gebonden aan het Informatiebeveiliging en privacy-beleid, waaronder het privacyreglement (te vinden op het studentenportaal). Firda vindt het belangrijk dat de door jou aan de school toevertrouwde (persoons)gegevens goed beveiligd zijn. Daarom neemt Firda allerlei maatregelen tegen diefstal, verlies van vertrouwelijkheid en schending van privacy-rechten. Firda is transparant in welke gegevens verwerkt worden en welke gegevens met andere organisaties, zoals Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), met jouw toestemming, gedeeld worden.
21.3 Alle studenten, cursisten en medewerkers van Firda zijn gebonden aan verantwoord netwerk- en social media gebruik. Regels hieromtrent zijn opgenomen in de Gedragscode e-mail, internet, netwerk gebruik welke onderdeel is van het Informatiebeveiliging en privacy-beleid. Firda voert actief beleid op het verantwoord omgaan met social media, met respect voor de medestudenten en medewerkers van Firda.
21.4 Wanneer een student in strijd handelt met de in dit of vorig artikel genoemde uitgangspunten, waaronder in ieder geval begrepen intimidatie, geweld of belaging, diefstal, discriminatie en vandalisme, de gedragsregels zoals opgenomen in het Informatiebeveiliging en privacybeleid, misbruik van de ICT-infrastructuur en sociale media, dan wel dat de student anderszins handelt in strijd met de algemeen maatschappelijke fatsoensnormen, of ander door het College van Bestuur vastgesteld beleid en reglementen, kan leiden tot uitsluiting van het gebruik van voorzieningen en/of sancties, waaronder begrepen schorsing en verwijdering (zie ook artikel 22 maatregelen, schorsing en verwijdering).
21.5 Wanneer kennis wordt genomen van een strafbaar feit gepleegd in de gebouwen, op de terreinen of gedurende onderwijsactiviteiten (waaronder ook begrepen excursies), dan wel gedurende de uitvoer van beroepspraktijkvorming, kan Firda aangifte doen bij de politie en/of bij minderjarige studenten de ouder(s) en/of wettelijke vertegenwoordiger(s) informeren.
Artikel 22 – Maatregelen, schorsing en definitieve verwijdering
22.1 Een docent kan de student die naar het oordeel van de docent de goede voortgang van een onderwijsactiviteit belemmert, de (verdere) deelname aan die activiteit ontzeggen. De student zal door de docent vervolgens afwezig worden gemeld voor die onderwijsactiviteit en de maatregel registreren in Eduarte.
22.2 Een mbo-college directeur van Firda kan tegen een student die in strijd handelt, dan wel nalaat te handelen, met wat van hem/haar als student redelijkerwijs verwacht mag worden op basis van vastgesteld beleid, reglementen, protocollen, dan wel de algemeen geldende maatschappelijke fatsoensnormen, verschillende maatregelen treffen. Onder deze maatregelen wordt in ieder geval verstaan het mondeling of schriftelijk waarschuwen, overplaatsen naar een andere opleiding, locatie en/of mbo-college (beëindigen van de inschrijving bij de opleiding, locatie en/of het mbo-college) en het ontzeggen van de toegang tot bepaalde en/of alle gebouwen en/of terreinen van Firda.
22.3 Een mbo-college directeur van Firda kan de student als ordemaatregel of als sanctie gedurende een periode van maximaal 5 werkdagen schorsen. Als daartoe aanleiding is, kan de mbo-college directeur deze periode met maximaal 5 werkdagen verlengen. De schorsing kan zowel mondeling als schriftelijk aan de student worden meegedeeld. Als de schorsing schriftelijk wordt meegedeeld, gebeurt dat gemotiveerd en per aangetekende brief. Een mondeling meegedeelde schorsing wordt op dezelfde manier schriftelijk bevestigd.
22.4 Een mbo-college directeur van Firda kan op de in artikel 22.5 genoemde gronden, besluiten een student gedwongen over te plaatsen naar een andere opleiding binnen het mbo-college of gedwongen over te plaatsen naar een ander Firda-college. De student kan zich bij gedwongen overplaatsing naar een ander mbo-college vervolgens niet meer aanmelden bij het betreffende mbo-college. Voordat tot een gedwongen overplaatsing wordt overgegaan, deelt de mbo-college directeur, de student het voornemen tot gedwongen overplaatsing gemotiveerd en per aangetekende brief of wanneer geen actueel adres bekend is, via een van de digitale communicatiemiddelen van Firda, mee. De student kan binnen vijf werkdagen na dagtekening van het voornemen zijn reactie mondeling of schriftelijk aan de mbo-college directeur kenbaar maken. De mbo-college directeur verstuurt binnen tien werkdagen na dagtekening van het voornemen, gemotiveerd en per aangetekende brief of wanneer geen actueel adres bekend is, via één van de digitale communicatiemiddelen van Firda het definitieve besluit over de gedwongen overplaatsing.
Het mbo-college begeleidt de student naar een andere opleiding of een ander Firda-college, dan wel een andere onderwijsinstelling, in lijn met de zorgplicht van artikel 8.1.7d lid 2 van de Web.
22.5 Het bevoegd gezag van Firda kan, met in achtneming van art. 8.1.7d lid 2 van de Web, de student verwijderen (beëindigen van de inschrijving aan geheel Firda) in het geval van:
a. het (herhaaldelijk) niet opvolgen of nakomen van voorschriften of aanwijzingen van personeel of het in strijd handelen met enige verplichting blijkende uit deze overeenkomst, het studentenstatuut, dan wel beleid, reglementen en/of protocollen die op de student van toepassing zijn;
b. gebleken gebrek aan inspanning om een kwalificatie (diploma) te behalen, bijvoorbeeld blijkende uit bovenmatig verzuim of andere vormen van niet toegestane afwezigheid, onvoldoende medewerking of actieve deelname aan onderwijsactiviteiten en het belemmeren van het eigen leren dan wel van anderen;
c. het vertonen van (ernstig) wangedrag, waaronder in ieder geval begrepen drugs- of alcoholgebruik; in bezit hebben, verkoop of verstrekking van drugs; wapenbezit en wapenhandel; handel in gestolen goederen; intimidatie, geweld of belaging; diefstal; discriminatie en vandalisme in en om Firda of ander gedrag dat niet in overeenstemming is met algemeen maatschappelijke fatsoensnormen zoals netheid op faciliteiten, gebouwen en leermiddelen of gedrag dat de gang van zaken in Firda verstoort.
22.6 In afwijking van artikel 22.5 kan ook een directeur van een mbo-college een student verwijderen (beëindigen van de inschrijving aan geheel Firda) in geval van een situatie als bedoeld in artikel 22.5 onderdeel b.
22.7 Voordat tot definitieve verwijdering wordt overgegaan, deelt het bevoegd gezag, of in geval van artikel 22.6 de mbo-college directeur, van Firda de student het voornemen tot definitieve verwijdering gemotiveerd en per aangetekend brief of wanneer geen actueel adres bekend is, via een van de digitale communicatiemiddelen van Firda, mee. De student kan binnen vijf werkdagen na dagtekening van het voornemen zijn reactie mondeling of schriftelijk aan het bevoegd gezag of de mbo-college directeur, kenbaar maken. Het bevoegd gezag of de mbo-college directeur verstuurt binnen tien werkdagen na dagtekening van het voornemen, gemotiveerd en per aangetekende brief of wanneer geen actueel adres bekend is, via een van de digitale communicatiemiddelen van Firda, het definitieve besluit over de verwijdering. Het bevoegd gezag of de mbo-college directeur kan de student gedurende de procedure van verwijdering de toegang tot de onderwijslocaties ontzeggen.
22.8 Voorafgaand aan de definitieve verwijdering kan de student worden geschorst. Deze schorsing kan de duur, bedoeld in het tweede lid van dit artikel, overschrijden.
22.9 Indien sprake is van een maatregel conform het tweede lid van dit artikel, dan wel schorsing, gedwongen overplaatsing of definitieve verwijdering, worden de ouder(s)/wettelijk vertegenwoordiger(s) van de minderjarige student hierover geïnformeerd.
22.10 Tegen een besluit tot schorsing, gedwongen overplaatsing of definitieve verwijdering kan de student of indien de student minderjarig is diens ouders/wettelijk vertegenwoordigers, binnen zes weken na oplegging van de sanctie schriftelijk (per e-mail of brief) diens bezwaar kenbaar maken bij Het Loket, zoals opgenomen in artikel 23 – klachten, bezwaar en beroep) .
22.11 De student, ouder(s) en/of wettelijke vertegenwoordiger(s) heeft/hebben in geval van schorsing, gedwongen overplaatsing of definitieve verwijdering geen recht op terugbetaling van gemaakte kosten en moet(en) de niet-betaalde kosten alsnog voldoen.
Artikel 23 - Klachten, bezwaar en beroep
23. 1 Firda stelt hoge eisen aan de eigen organisatie en aan de opleidingen. Toch kan het voorkomen dat een aspirant-student, student, oud-student, ouder of externe relatie niet tevreden is of een klacht heeft. Daarvoor heeft Firda een klachtenregeling met het doel de klager in de gelegenheid te stellen de onvrede of klacht op de juiste plaats te uiten, onder andere door middel van en gesprek met de verantwoordelijk (mbo-college) directeur, de zogenaamde bemiddelingsfase. Informatie over de behandeling of het indienen van een klacht, bezwaar of beroep, is te vinden op de website.
23.2 Is de klager niet tevreden met de uitkomst van de in het eerste lid beschreven bemiddelingsfase, dan kan de klacht gemeld worden bij Het Loket. Bij dit loket kan een klager terecht voor algemene klachten, klachten in het kader van sociale veiligheid en klachten die betrekking hebben op de bescherming van persoonsgegevens. Daarnaast kan bij Het Loket ook een bezwaar of beroep worden ingediend. De klacht, het bezwaar of het beroep kan gezonden worden naar: postbus 654, postcode 8901 BL te Leeuwarden of er kan gebruik worden gemaakt van het formulier op de website of per e-mail naar klacht@firda.nl.
Het Loket draagt er zorg voor dat de klacht, het bezwaar of beroep naar de juiste commissie wordt gezonden.
23.3 Firda kent voor de behandeling van klachten een drietal commissies, te weten de Algemene Klachtencommissie, de Klachtencommissie sociale veiligheid en de Privacycommissie.
23.4 Firda kent ook een Geschillenadviescommissie. Deze commissie brengt advies uit over bezwaren met betrekking tot schriftelijke beslissingen door of namens het College van Bestuur, inhoudende een rechtshandeling op grond van de wet en daarop gebaseerde regelingen, dan wel met betrekking tot het ontbreken van een dergelijke beslissing. Dit betekent dat zij bezwaren tegen besluiten in het kader van toelating, schorsing, gedwongen overplaatsing en verwijdering in behandeling nemen. Het bevoegd gezag van Firda beslist binnen 10 weken na ontvangst van het bezwaar door Het Loket op het bezwaar, al dan niet na behandeling door de geschillenadviescommissie, in geval van onverwijlde spoed of verwijdering van geheel Firda is deze termijn 4 weken.
23.5 De geschillenadviescommissie behandelt ook geschillen met betrekking tot het maken, wijzigen en uitvoeren van de afspraken in het kader van Passend Onderwijs (zie ook artikel 15 – Passend onderwijs).
23.6 Firda kent ook een Commissie van Beroep voor de Examens zoals bedoeld in artikel 7.5.2. Web). De Commissie van Beroep voor de Examens oordeelt over beslissingen van de examencommissie of van de examinatoren.
Hoofdstuk 7 - Medezeggenschap
Artikel 24 Studentenraad
24.1 Firda heeft een Studentenraad en elk mbo-college heeft een deelraad. Meer informatie over de Studentenraad en deelraden, het (huishoudelijk) reglement Studentenraad, wat zij doen, waar zij bij kunnen helpen, de wijze van verkiezing en de huidige leden is op het studentenportaal te vinden.
24.2 Firda is aangesloten bij de landelijke geschillencommissie medezeggenschap van Stichting Onderwijsgeschillen. Deze commissie behandelt geschillen ten aanzien van de advies en instemmingsbevoegdheden van de Studentenraad (zie artikel 8a.4.2. WEB).
24.3 De student die lid is van de deelraad en/of Studentenraad van Firda wordt door de opleiding en gedurende een BPV-periode door het leerbedrijf, in staat gesteld om deel te nemen aan vergaderingen van de deelraad en/of Studentenraad.
Hoofdstuk 8 - Slotbepalingen
Artikel 25 - Beëindiging van de inschrijving
De inschrijving van de student eindigt:
a. met onmiddellijke ingang indien na de inschrijving blijkt dat de inschrijving op welke grond dan ook, niet in overeenstemming is met de voorwaarden voor inschrijving zoals vermeld in artikel 8.1.1. van de Web;
b. als de student de opleiding met goed gevolg heeft afgerond;
c. als de student zich bij Firda heeft laten uitschrijven;
d. als de student in overeenstemming met artikel 22 definitief is verwijderd of als – bij een gedwongen overplaatsing – het niet is gelukt om na acht weken een alternatieve inschrijving te realiseren;
e. als Firda en de student overeenstemming hebben bereikt over beëindiging van de inschrijving;
f. als de student overlijdt;
g. als Firda niet langer in staat is de opleiding aan te bieden, waarbij Firda zich inspant ervoor te zorgen dat de student de opleiding bij een andere instelling kan afmaken. Voor studenten die onder de Leerplichtswet vallen is bovendien artikel 8.1.7d lid 2 van de Web van kracht.
h. als er na een conform artikel 8.1.7a van de Web gegeven negatief bindend studieadvies aan een student geen overeenstemming bestaat over een vervolg binnen Firda. Voor zowel studenten die onder de Leerplichtswet vallen, als voor studenten die niet onder de leerplichtwet vallen, is bovendien artikel 8.1.7d lid 2 van de Web van toepassing.
i. als er sprake is van ernstige fraude bij examinering en de examencommissie conform artikel 7.4.5a lid 4 Web het bevoegd gezag verzoekt de inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief te beëindigen.
j. na advies van de examencommissie, als gevolg van gedrag dat niet passend is bij de beroepshouding, conform artikel 8.1.7b WEB.
k. als tijdens de opleiding blijkt dat de student geen Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) of in voorkomende gevallen geen grijze pas krijgt, waardoor het niet mogelijk is om de voor de opleiding verplichte beroepspraktijkvorming te volgen, doordat in die specifieke branche een VOG of grijze pas vereist is.
l. als de student bedoeld in artikel 9.2 van dit statuut, vier maanden na aanvang van de BBL-opleiding of na verlies van een BBL-werkplek, geen POK als bedoeld in artikel 7.2.8. lid 2 WEB heeft gesloten.
Artikel 26 - Aansprakelijkheid
26.1 De aansprakelijkheid van Firda voortvloeiende uit het verwijtbaar niet (behoorlijk) nakomen van de in dit statuut genoemde verplichtingen, wordt gesteld op een bedrag maximaal overeenkomend met het les- of cursusgeld van het desbetreffende studiejaar, dan wel een evenredig deel daarvan als de opleiding eerder wordt beëindigd.
26.2 Firda kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade als gevolg van gedwongen overplaatsing of definitieve verwijdering van Firda volgens artikel 22 van dit statuut.
26.3 Met uitzondering van opzet of grove schuld van de kant van Firda, is Firda niet aansprakelijk voor diefstal, verduistering, verlies en/of beschadiging van eigendommen van de student.
26.4 Als een student letsel aan anderen en/of schade aan het schoolgebouw, leermiddelen of andere eigendommen van de school toebrengt, is de student voor die schade zelf aansprakelijk. Wanneer de student minderjarig is, worden zijn, haar of hen ouders en/of wettelijk vertegenwoordigers van het letsel of de schade op de hoogte gesteld.
26.5 Schade of letsel die tijdens de BPV zonder opzet door stagiairs/studenten wordt veroorzaakt behoort tot het bedrijfsrisico van het leerbedrijf. Het leerbedrijf is ook aansprakelijk wanneer de student tijdens de stage iets overkomt. Wanneer de student roekeloos is of zich niet aan de regels en instructies van het leerbedrijf houdt, is de student zelf aansprakelijk. Een leerbedrijf kan de student in dat geval als persoon aansprakelijk stellen voor schade die is aangericht. De student kan deze schade niet verhalen op Firda. Afspraken over aansprakelijkheid gedurende BPV zijn ook opgenomen in de praktijkovereenkomst.
Artikel 27 - Slotbepalingen
27.1 Op dit studentenstatuut is het Nederlands recht van toepassing.
27.2 Het College van Bestuur van Firda heeft de bevoegdheid dit studentenstatuut eenzijdig te wijzigen, indien sprake is van kennelijke verschrijvingen of foutieve verwijzingen. Iedere wijziging van het studentenstatuut wordt gepubliceerd op de website en het studentenportaal.
27.3 Het studentenstatuut kan alleen met instemming van de Studentenraad tussentijds door het College van Bestuur worden gewijzigd.
27.4 In situaties waarin dit studentenstatuut niet voorziet, beslist het College van Bestuur.
Bijlage 1 - Begrippenlijst
Aanmelden
Het verzoek van de student via het door de school verstrekt (papieren of digitale) formulier dat hij ingeschreven wenst te worden op de school.
Administratief beroep
Een schriftelijk protest tegen een beslissing van een examinator of examencommissie bij de Commissie van Beroep voor de Examens.
Aspirant-student
Een natuurlijk persoon die zich heeft aangemeld bij de school om een opleiding te volgen, maar nog geen inschrijfbevestiging heeft ontvangen.
Bezwaar
Een schriftelijk protest bij de geschillenadviescommissie tegen een beslissing (van het College van Bestuur) met rechtsgevolg op grond van de WEB of daarop gebaseerde regelingen.
Bindend studieadvies
Het advies van de opleiding over de studievoortgang van de student. Dit advies kan positief of negatief zijn. Bij een positief bindend studieadvies kan de student de opleiding vervolgen (inclusief doubleren), bij een negatief bindend studieadvies moet de student met de opleiding stoppen. Zie ook artikel 8.1.7a. WEB.
Beroepsbegeleidende leerweg (BBL)
De beroepsbegeleidende leerweg is een in de WEB geregelde vorm van werkend leren in het mbo. Het praktijkgedeelte beslaat tenminste 610 klokuren, minimaal 200 uur begeleide onderwijstijd en 40 uur BPV of begeleide onderwijstijd. Vaak heeft een student in de BBL een arbeidsovereenkomst met een werkgever. Tussen de school, student en het leerbedrijf wordt een praktijkovereenkomst gesloten.
Beroepsopleidende leerweg (BOL)
De beroepsopleidende leerweg is een vorm van volledig dagonderwijs met stages in de praktijk, waarbij het minimumpraktijkdeel per opleiding varieert. Tussen de school, student en het leerbedrijf wordt een praktijkovereenkomst gesloten.
Beroepspraktijkvorming (BPV)
De beroepspraktijkvorming, ook wel bekend als stage, is het verplichte praktijkdeel van de beroepsopleiding dat in een erkend leerbedrijf plaatsvindt.
Praktijkovereenkomst
De praktijkovereenkomst bevat de afspraken over de beroepspraktijkvorming zoals deze vastgelegd zijn tussen student, de school en het leerbedrijf.
College van Bestuur
Het College van Bestuur (CvB) is het bestuur dat de dagelijkse leiding heeft van de onderwijsinstelling.
Commissie van Beroep voor de Examens
De commissie die het beroepschrift van een student behandelt en verantwoordelijk is voor de uitvoering van de beroepsprocedure.
Diploma
Volgens de wet erkend waardepapier dat aantoont en vastlegt dat de student de kwalificatie-eisen zoals beschreven in een kwalificatie, beschreven in een basis- en profieldeel, heeft behaald, én aan de aanvullende diplomavoorwaarden heeft voldaan. Zie ook artikel 7.4.6. WEB.
Examendeelnemer
Een persoon die uitsluitend is ingeschreven voor deelname aan examenactiviteiten en niet voor onderwijsactiviteiten.
Examenreglement
In dit reglement staan de vastgelegde regels die gelden voor de examinering en diplomering (over bijvoorbeeld fraude, herkansing, bewaartermijnen en het indienen van een beroep). Zie ook artikel 7.4.5a. en 7.4.8. WEB.
Geschil
Een protest tegen een besluit van de school of het nalaten om een besluit te nemen. Dit is wat anders dan een protest tegen een handeling of nalaten daarvan van de school of een orgaan of personeelslid van de school. Dit laatste is een klacht.
Geschillenadviescommissie
Bij deze commissie kan een student bezwaar maken als hij het oneens is met een beslissing van de school, bijvoorbeeld over de weigering van de toelating, gedwongen overplaatsing of over een definitieve verwijdering. De commissie brengt vervolgens advies uit aan het College van Bestuur. Zie ook artikel 7.5.7. WEB
Inschrijving
Nadat de student is aangemeld bij Firda ontvangt de student een voorlopig inschrijfbewijs. Nadat de student de kennismakingsactiviteiten heeft doorlopen en aan de vooropleidingseisen voldoet, wordt de student ingeschreven en ontvangt hij een definitief inschrijfbewijs.
Keuzedelen
Een onderdeel van de beroepsopleiding dat naast de kwalificatie staat. Een keuzedeel kan verdiepend of verbredend zijn of gericht op doorstroom naar een vervolgopleiding. Bij entreeopleidingen mag een keuzedeel ook remediërend zijn. Zie ook artikel 7.1.3. lid 2 WEB.
Klacht(en)
Een uiting van ongenoegen over een gedraging dan wel het nalaten van een gedraging.
Algemene Klachtencommissie
De commissie die ingesteld is door het College van Bestuur die zorgt draagt voor een behoorlijke behandeling van en adviseert over klachten van klager(s). Zie ook artikel 7.4.8a. lid 3 WEB.
Kwalificatie
Een kwalificatie is het geheel van bekwaamheden die een student van een beroepsopleiding kwalificeren voor het functioneren in een beroep, in het vervolgonderwijs en als burger. De kwalificatie is een beschrijving van wat een student moet kunnen en kennen aan het einde van de opleiding en is beschreven binnen een kwalificatiedossier. Zie ook artikel 7.1.3. lid 1 WEB.
Leerbedrijf
Bedrijf waarin een student de beroepspraktijkvorming volgt. De Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven zorgt voor de regelmatige beoordeling (erkenning) van de leerbedrijven. Met het leerbedrijf wordt door de student en de school een praktijkovereenkomst afgesloten.
Minderjarige student
De student jonger dan 18 jaar.
Niveau
De school biedt onderwijs aan op vier niveaus, niveau 1 tot en met 4. Op niveau 1 worden entree-opleidingen aangeboden, op niveau 2 de basisberoepsopleidingen. Een niveau 3-opleiding is een vakopleiding en een niveau 4-opleiding is een middenkaderopleiding of specialistenopleiding.
Opleiding
Geheel van onderwijsactiviteiten dat tenminste tot doel heeft een kwalificatie te kunnen behalen en bestaat uit een basisdeel, profieldeel en keuzedelen.
Schooldag
Een dag anders dan zaterdag, zondag, erkende feestdagen en door de school aangemerkte vakantiedagen.
Student
Een persoon die is ingeschreven op de school voor het volgen van beroepsonderwijs, volwasseneneducatie, of een onderdeel daarvan. Een student heeft toegang tot de onderwijs- en examenvoorziening.
Studentenraad
De vertegenwoordiging van de studenten. De Studentenraad overlegt met het College van Bestuur over allerlei onderwijsaangelegenheden. Het is het medezeggenschapsorgaan van studenten zoals geregeld in artikel 8a.1.2. WEB.
Het loket
Een centrale aanspreekpunt voor studenten met een klacht en/of geschil. Zie ook artikel 7.5.1. WEB.
Toelating
Het besluit van de school waarin wordt besloten dat de student definitief kan worden ingeschreven en het onderwijs mag volgen.
Vavo
Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs
Verdovende middelen
Alcohol, drugs (hieronder vallen zowel soft- als harddrugs) en medicijnen met een stimulerende, verdovende en/of hallucinerende werking die niet aantoonbaar in het belang zijn van de gezondheid van de gebruiker. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt in het soort.
Wapens
Voorwerpen waarmee schade en/of letsel kan worden toegebracht. Hieronder vallen ook zakmessen, munitie en op wapens gelijkende voorwerpen die voor bedreiging gebruikt kunnen worden.
Web
De Wet Educatie en Beroepsonderwijs. Dit is de wet die voor instellingen in de BVE-sector (beroepsonderwijs en volwasseneneducatie) geldt.