Nieuwe practor Frysk brengt graag taal studenten en werkveld samen

Van bouw tot kinderopvang en van handel tot horeca… In veel sectoren wordt in deze provincie Fries gesproken en is het in je werk erg handig als je de taal beheerst. Toch krijgt het Fries nog weinig structurele aandacht in het mbo. Hier gaat Lysbeth Jongbloed-Faber hard aan werken als practor ‘Friese taal en geletterdheid in een meertalige context’. Met plezier: ‘Ik haw der in soad sin oan!’

Nieuwe practor Frysk brengt graag taal studenten en werkveld samen

Dinsdag 6 mei had de nieuwe practor haar eerste werkdag bij Firda, op het Stadionplein in Leeuwarden. De dag zat van ’s ochtends vroeg tot eind van de middag direct vol, daar hadden Fokke Jagersma en Freerk Steendam - aanjagers van wy binne mbû - wel voor gezorgd. Zij kennen elkaar goed. Lysbeth was bij provincie Fryslân al nauw betrokken bij allerlei projecten om het gebruik van Fries te stimuleren, ook in het onderwijs.

Voor haar promotieonderzoek bij de Fryske Akademy en de Universiteit Maastricht over Fries op sociale media deed ze onder meer twee grote onderzoeken onder jongeren in Friesland. Ze ging hiervoor ook naar mbo-locaties in Leeuwarden, Dokkum, Drachten, Heerenveen en Sneek. ‘Ik haw in soad klassen fan binnen sjoen.’

En wat bleek? Dé Friese jongere bestaat niet. Er is tussen jongeren veel verschil in gebruik van het Fries en de liefde voor de taal. ‘Jongeren dy't yn it Frysk grutbrocht binne, wolle de taal safolle mooglik brûke. Thús, mei har freonen, op it fuotbalfjild, mar ek yn it ûnderwiis. Dat is de taal fan it hert, dêr't se har it bêste yn útdrukke kinne.’

Jongeren die thuis Nederlands of een andere taal spreken, hebben minder met het Fries en voelen minder de noodzaak om de taal te leren. ‘Wylst it yn in soad beroppen echt fan mearwearde is om Frysk te kinnen, of sawysa te ferstean.’

Ambitie

De practor is dan ook blij met de inzet van provincie en rijksoverheid, die hierover vorig jaar harde afspraken vastlegden in een nieuwe Bestjoersôfspraak Fryske Taal en Kultuer. In dit document dat bij Firda Sneek feestelijk werd ondertekend door minister Hugo de Jonge en Arno Brok, Commissaris van de Koning, had Lysbeth als ambtenaar bij de provincie een belangrijke bijdrage.

De oprichting van een practoraat was een belangrijk onderdeel van dit stevige pakket. En het was niet haar bedoeling, toen. ‘Mar doe't de fakatuere foar praktor dit jier foarby kaam, tocht ik: dit giet oer my!’ Een practor zoekt in de praktijk naar nieuwe wegen, in contact met onderwijs - studenten, docenten en leiding - én het werkveld, en onderzoekt hoe nieuwe inzichten zijn te vertalen in praktische onderwijsprogramma’s.

In dat werkveld, zo constateert zij, is het heel prettig als werknemers zich kunnen redden in de ‘memmetaal’ van veel inwoners. In de (ouderen)zorg bijvoorbeeld, maar ook in de kinderopvang, in de werkplaats of op het terras is contact met anderen dan veel natuurlijker en zorgt het snel voor meer vertrouwen.

Positieve flow

Die nieuwe Bestjoersôfspraak past prima bij de ambities van wy binne mbû, dat zo’n tien jaar geleden begon vanuit een eerdere versie. ROC Friese Poort, het Friesland College en Nordwin besloten toen nauw samen te werken bij het opzetten van een keuzedeel Fries. Ook de Afûk sloot hierbij aan, om alle expertise te bundelen en te zorgen voor een samenhangend pakket. Dat werkte goed.

Veel mbo’ers blijven wonen en werken in Fryslân. Inmiddels kiezen jaarlijks zo’n driehonderd studenten voor dit keuzedeel. ‘Dat mei wol wat mear’, zegt Freerk Steendam. Hij was vanaf de start nauw betrokken bij wy binne mbû. Maar de belangstelling groeit. En de inzet is nu om het Fries - als voertaal, instructietaal of doeltaal - een meer structurele plek te geven in het dagelijks onderwijs, in richtingen waar dat relevant is in de beroepspraktijk en binnen projecten waarin dat goed kan.

Het doel is helder. De vraag is welke aanpak het beste werkt. Dát is dan ook de belangrijkste opdracht voor de practor, die eveneens bij Aeres aan de slag gaat. De practor gaat in kaart brengen waar in het werkveld behoefte is aan Fries en hoe die gewenste vaardigheden een plek kunnen krijgen in het onderwijs. Om daarmee aan te sluiten bij de ‘positieve flow’ die Lysbeth nu ziet bij jongeren. ‘Ik sil earst harkje, om yn byld te krijen wat der libbet en wêr’t it grutste ferlet leit. Want ik kin dit net allinnich.’