Trots op ons mbo

Luister, lees of bekijk hieronder het gehele interview met minister Robbert Dijkgraaf.

Bekijk de video!

Bekijk de video

Interview met minister Dijkgraaf

In de media van de afgelopen tijd is één ding heel duidelijk: als minister bent u een grote fan geworden van het mbo. U zei ergens: er was een blinde vlek, maar die is aardig opgehelderd!
Zeker, dan moet ik eerlijk zijn. Het mbo is niet een onderwijsvorm die ik zelf heb genoten. Dan weet je er toch minder van dan als je aan de binnenkant hebt gekeken. Maar mbo heeft echt wel mijn hart gestolen. Ik doe heel veel werkbezoeken en ik merk dat ik aan het eind van een bezoek aan het mbo altijd vrolijk naar buiten stap. Mbo is ook ‘show, don’t tell…’ Ze zijn heel goed in staat om te vertellen wat het mbo doet.

Maar het gaat dieper. Ik voel dat je ook als minister van onderwijs hier echt wel het verschil kan maken. Dat heeft te maken met de waardering voor het mbo: hoe we erover denken, hoe ik er zelf over denk en probeer die beelden te delen… Dat heeft ook te maken met de tijd waarin we leven. Het is een tijd waarin de maatschappij eigenlijk ook zegt wie ze nodig heeft en waar ze waardering voor heeft. Dan voel je dat het mbo in vrijwel al die gesprekken in het centrum zit.

Dat gaat nog breder dan het onderwijs. Het gaat ook over hoe dat onderwijs aansluit op de arbeidsmarkt. Die koppeling tussen bedrijven, organisaties en opleidingen zie je gewoon in de praktijk, iedere dag op het mbo. Tenslotte is het ook leuk dat je als minister van onderwijs andere ministers spreekt, die vragen: hoe doen jullie dat nou in Nederland? De aansluiting bij het werkveld bijvoorbeeld. Het Nederlandse mbo heeft een hele goede reputatie in het buitenland. Dat bevestigt dat er een hoop redenen zijn om hier trots op te zijn.

Vooral die koppeling met de praktijk is heel bijzonder, met onder meer een fenomeen als de BBL-trajecten.
We hebben bijna 500.000 mbo-studenten en zo’n 250.000 bedrijven die officieel een leeromgeving zijn. Die aantallen zijn indrukwekkend. Maar ook binnen het mbo, waarin we twee smaken hebben in bol en bbl met ook nog eens nieuwe varianten, zijn we behoorlijk creatief in hoe we die interactie tussen werken en leren vormgeven om een hele diverse groep aan studenten te bedienen.

Wat dan ook opvalt, is dat het mbo zo verschillend is, als het gaat om de richtingen. Als ik op een mbo-school al die verschillen zie, van techniek tot creatief en administratief in één gebouw, dan zie ik daar een soort van microkosmos van de Nederlandse samenleving. En ik merk dat ik keer op keer verrast ben dat dít ook in het mbo gebeurt.

De echte wereld in het klein, maar dan met vooral jongeren… Verrast dat u ook?
Ja, dat heeft me wel verrast. Laatst hadden we een bijeenkomst over de cultuurkaart voor het mbo, voor bezoek aan onder meer het museum. Daar zei een student: wat leuk, want in mijn stage ontwerp ik op de computer een enorm zeereptiel. Dat ga ik straks in 3D uitprinten en dat komt dan in een museum te hangen. Daar had ik nooit over nagedacht, dat zo’n mooi ding dat je in een museum ziet een stageproject in het mbo kan zijn.

Het heeft misschien alles met het imago van het mbo te maken, waar je terecht komt als het ‘allemaal niet zo goed gaat’. Dan is het prachtig dat de minister van onderwijs dat anders ziet en er actie op onderneemt, maar het imago is heel hardnekkig.
Dat vind ik heel moeilijk. Het komt ook door hoe we onze maatschappij hebben ingericht. We kijken in het onderwijs nog steeds teveel naar wat iemand cognitief doet, in rekensommen en spelling. Als je daar dan niet zo goed in bent, ben je vast heel praktisch. Maar dat ís natuurlijk niet zo. Als je praktisch bent, creatief of ondernemend, dan zou ik dat heel graag op een positieve manier gewaardeerd willen zien. Het is zo leuk om studenten te zien die zeggen van: ik zit op het mbo, want dit is de plek waar ik het meest gelukkig ben en waar ik leer wat ik écht wil.

Het is heel mooi dat je soms van studenten hoort: ik heb wel hbo gedaan, maar ik wil eigenlijk echt dit vak leren. Dat kan ik nergens anders leren dan in het mbo. Studiekeuze moet nog veel meer een positieve keuze zijn, waarbij je natuurlijk in het mbo een aantal dingen biedt die je nergens anders vindt.

Het betekent ook niet dat je ’t minder doet als je in het mbo zit. Je kiest een andere richting en in die richting kun je nog steeds heel ver doorlopen in je vak. Dat is ook iets wat we moeten benadrukken. Excelleren in vakmanschap en iets kunnen wat niemand anders kan en ook iets wat van jou zelf is – of het nou in mode is of in gamedesign – dan maak je iets dat uniek en creatief is. Je kan muziekopleidingen doen, waarin je leert om met sampling dingen te maken die niemand anders kan maken.

Dat kan allemaal in het mbo! Lang is het beeld geweest dat hbo’ers van alles bedenken en mbo’ers de ‘handjes’ zijn die het vervolgens maken.
Ik wil dan ook niet meer horen dat iemand zegt: ‘handjes’. Het is een stereotiep! Laatst was ik in een praktijkopleiding voor elektriciens. Die studenten kregen een grote kast voor zich, met allemaal knoppen en één lamp. Die deed het niet. Door de knoppen aan en uit te doen, moesten zij ontdekken welke schakelaar kapot was. Dat heeft niks met handjes te maken. Dat is een behoorlijk ingewikkelde logische som, die een hoop rekencapaciteit vraagt.

Dat is ook waarom u aangeeft dat we af moeten van het ‘ladderdenken’, dus niet meer in het hoog en laag als het gaat om de opleiding.
Ik voel dat in onze samenleving nog steeds de gedachte heerst dat iedereen ‘hoger’ opgeleid moet worden. Dat gaat maar door. Want zelfs als je een hogere opleiding hebt gedaan, moet je nog hoger. Dat geeft twee dingen. Het legt een verkeerde nadruk. Het creëert ongelijkheid in onderwijs, terwijl onderwijs voor mij een van de weinige plekken is waarin we meer gelijkwaardigheid kunnen brengen.

Dus als we nou op dezelfde manier over alle vormen van onderwijs nadenken. Die ladder staat toch al te wankelen, dus laten we die omgooien en een waaier gaan maken. Dat geeft twee dingen: een waaier heeft anders dan een ladder twee dimensies. Een waaier geeft verschillende richtingen en in iedere richting kun je ook verder doorlopen. Dus je kunt nog steeds vérder opgeleid worden, maar dan in een praktische richting of in een creatieve richting.

De andere dimensie is dat die opwaartse druk er ook voor zorgt dat veel jonge mensen op een plek zitten waar ze eigenlijk niet thuis horen, waar ze slecht functioneren en als ergste dat ze dat zichzélf kwalijk nemen. Ze zeggen: het ligt aan mij. De maatschappij vraagt om ál deze vormen van onderwijs. Onze jongeren vragen er ook om, want ze hebben allemaal natuurlijke talenten. Dus laten we nou ieder mens, ieder jong mens als volledig gelijkwaardig zien en behandelen.

De samenleving heeft ze ook allemaal nodig…
Het is een misvatting dat hoger opgeleid zorgt voor betere kansen in de toekomst. Het hangt er maar helemaal vanaf wat je doet. Misschien kun je met een heel praktische opleiding als loodgieter of aannemer heel veel geld verdienen, terwijl je met een universitaire studie geen droog brood verdient.

We zitten als maatschappij op een kantelpunt. Als we nu kijken waar echt de vacatures zijn, waar is de maatschappelijke waardering en ook de financiële waardering, dan zie we juist het afgelopen jaar berichten dat je met bepaalde mbo-studies meer kunt dan met bepaalde hbo-studies. Dus als je voor mbo kiest – behalve dat het voor veel studenten de plek is waar ze het beste tot hun recht komen – kun je er ook een hele mooie toekomst in vinden.

Door goed mbo dat meer is dan alleen een beroepsopleiding. Dat zie je zeker terug in de plannen voor Firda. Een begrip als waardenvol onderwijs is heel belangrijk in dat verhaal, en dan citeer ik: ‘Wat voor mens je wilt zijn, is minstens zo belangrijk als het vak dat je uitoefent.’
Zeker, dat is heel belangrijk. Dat is voor mij fundamenteel. Het begint natuurlijk met welk mens je wilt zijn. We worden geboren met wie we zijn en het onderwijs probeert je de beste versie van jezelf te laten zijn. Aan de andere kant willen mensen gewoon een fijn leven leiden en dat hun talenten iets kunnen betekenen voor de samenleving. Dat je daar je beroep van kunt maken, dat je impact kunt hebben.

Het begint met de student, met eigen interesses. Maar scholen hebben wel een rol om voor jonge mensen een gids te zijn, als ze dat eigen pad willen aflopen. Dat zijn kronkelpaden soms, in het mbo waar je toch nog vrij jong aan begint. Hoe kun je nou op je 16e precies weten wat je wil worden? Tegelijkertijd wil niemand een doodlopende weg inlopen.

Soms hoor je studenten zeggen: dit wou ik écht doen, maar het viel me tegen. Het is toch niks voor mij, dus ik heb ervoor gekozen om een andere kant op te gaan. Nou ja, dan is zo’n negatieve ervaring op dat kronkelpad ook positief, want het voorkomt dat jij misschien je leven gaat leiden op een manier die niet van jezelf is.

Maar dat is voor jongeren best lastig, als het gaat om de druk op het halen van een diploma. En er speelt het studiesucces van de scholen, want voor een roc is het ook belangrijk dat je studenten vlot door een opleiding heen krijgt. Het kost een school geld als studenten uitvallen. Bovendien wíl je natuurlijk niet dat ze uitvallen.
Een van de kenmerken van deze tijd is dat we veel mentale problemen zien bij studenten en prestatiedruk wordt vaak genoemd als belangrijke factor. Het is ook in het belang van scholen en van het ministerie om aan te geven dat een beetje druk goed is, maar nu zien we dat de stressknop voor veel jongeren te hoog is afgesteld. Kunnen we daar niet met elkaar aan werken? Het hoeft niet totaal vrij te zijn, maar laten we erover praten en eerlijk zijn over de redenen waarom je dit doet.

Daar heeft de school een belangrijke rol. Je kunt de stress niet zomaar uit de samenleving weghalen. Maar als er één plek is waar dat zou moeten gebeuren, is het wel in het onderwijs als microversie van de samenleving. Eigenlijk moet het níet een kopie van de samenleving zijn. Idealiter is het een bétere vorm, juist voor jongeren in een periode van hun leven waarin ze extra kwetsbaar zijn.

Met ruimte voor een goed gesprek. Heb je als docent oog voor je studenten, zie je het als er iets mis dreigt te gaan? Dat gaat minder ver dan meteen professionele begeleiding, maar oog voor elkaar kan al veel schelen. Dat is een belangrijk onderwerp bij de inrichting van de school die Firda wil zijn. Dat was ook een factor voor u, bij de instemming met de fusie: kleine groepen, kleine eenheden, oog voor elkaar.
Natuurlijk, in een roc gaat het om het leren van een vak. Door tijd te nemen voor wat we met elkaar aan het doen zijn, voor hoe zaken worden ervaren en voor wat het betekent om hier te studeren, lijkt het misschien alsof je daardoor vertraagt, maar je komt er juist verder mee. Zo kun je een hoop stress weghalen.

Als docent ben je ook vertrouwenspersoon. Tegenslag bij het studeren hoeft niet per se te liggen aan een niet-passende vakrichting, maar bijvoorbeeld ook omdat je toestanden thuis hebt.
Juist! Dan is school de enige plek waar ze dat wél kunnen beleven. Daar kun je het verschil maken. Ik moet zeggen dat ik altijd geïnspireerd raak als ik met studenten spreek, maar zeker ook als ik met docenten spreek. De meeste docenten doen hun werk met heel veel liefde voor de student. Zij hebben echt het gevoel dat zij het verschil kunnen maken, dat zij ervoor kunnen zorgen dat iemand binnenboord blijft en de eerste stappen in de samenleving kan zetten.

Het is belangrijk dat je een goed vak hebt, maar nog belangrijker is dat jij ervaart dat jij mee kunt doen in de samenleving, dat die samenleving in jouw beleving ook op jou staat te wachten. Die allereerste stappen zijn misschien wel de belangrijkste. Vaak is dat een stage of eens rondlopen bij een bedrijf, iets doen waar jij goed in bent en daar vertrouwen in krijgen. Als je dat vertrouwen mee kunt geven als docent, maak je een enorm verschil. Je bent ook docent – en dat ben ik een leven lang geweest – omdat je impact wil maken op de volgende generatie.

Mooi is dat dit aspect bij Firda van twee kanten samenkomt. Waar je bij Friese Poort ziet dat er veel nadruk is geweest op brede vorming, heeft het Friesland College in het vorige koersplan de SDG’s omarmd en als een doel in het onderwijs aangegeven dat wij studenten willen laten ervaren wat zij zelf kunnen bijdragen aan een betere wereld. Juist om te voorkomen dat de samenleving iets is van ver weg en van anderen.
Ik vind het heel belangrijk dat jullie dat doen, dat jullie zeggen dat mbo niet alleen een plek is waar je een vak leert en misschien een volgende stap kunt maken. Maar het is ook intrinsiek een plek waar je leert om een burger te zijn, om je positie in de samenleving te krijgen. Ik vind het mooi dat je ziet dat het dan toch weer ‘hands on’ en praktisch wordt vormgegeven, echt mbo. Het heeft een concrete invulling. Mooi ook, om dat soort brede discussies over wat het betekent om in het hier en nu te leven, verbindt met de vakopleiding die je volgt.

Dat zit ook in een term als ‘interlevensbeschouwelijk’, wat staat voor actieve aandacht voor alle achtergronden die je maar kunt bedenken en daarover spreken. Dat is niet automatisch verbonden aan het beeld van het mbo, terwijl het verschrikkelijk belangrijk is.
Dat is ook helemaal van nu. De samenleving vraagt erom, maar ook studenten vragen erom. Zij zeggen: ik worstel met alle boodschappen die in deze samenleving op me af komen en dan heb ik een plek nodig waar ik even kan uitademen. Dat moet natuurlijk de school zijn.

Ja, het kan de plek zijn, waar je op een bepaald moment weer een stip op de horizon kunt ontdekken. Maar laten we kijken naar een andere ambitie: nauwe samenwerking, met bedrijven, maar ook binnen het onderwijs. Zo is in Friesland een onderwijsakkoord afgesloten van mbo, hbo en wo met de provincie om meer samen te werken als het gaat om gelijke kansen, bijvoorbeeld. Hoe belangrijk is het mbo voor de ontwikkeling van een regio als Friesland?
Ik zeg heel vaak: Nederland is een soort wereldkampioen in samenwerken. Dat doen we over het algemeen heel erg goed. Als je samen in een team speelt, kun je ook meer je eigen rol spelen. Als ik op doel sta, dan kun jij in de aanval en hoef je niet bang te zijn dat het doel niet verdedigd wordt.

En jij staat op doel omdat je daar goed in bent…
Precies! En misschien ben ik van nature geen spits. Dan geeft samenwerken juist meer ruimte voor eigenheid. En er is nog een belangrijke reden om meer samen te werken. Als je kijkt naar wat de maatschappij vraagt en naar hoe organisaties en bedrijven werken, dan wil je daar in teams vaak meerdere vaardigheden bij elkaar hebben. We kijken in onze opleidingen nog vaak naar het individuele pad van één persoon, of dat nou een kronkelpad is of wat dan ook, maar eigenlijk moeten we die opdracht meer in een team willen doen.

Bij teamteaching, als je studenten van verschillende opleidingen bij elkaar brengt, zie je dat jongeren heel veel leren. Dat zie je bijvoorbeeld bij de lerarenopleidingen in het hbo, waar je studenten uit het mbo – die al ervaring hebben en zo snel mogelijk voor de klas wilden staan – samenbrengt met jongeren uit de havo, met misschien meer theoretische achtergrond. Dat werkt fantastisch. Die leren van elkaar. De mbo’ers kunnen vertellen hoe het is om met kinderen om te gaan, en omgekeerd. Dan zijn er heel veel mogelijkheden.

Als ik de nauwe aansluiting van het mbo bij het bedrijfsleven en de arbeidsmarkt zie, dan kunnen ze daar in het hbo en op de universiteit best wat van leren. Het mooie van samenwerken is dat je wel je eigen rol kunt pakken, maar dat je ook kijkt naar wat je met elkaar kunt verbinden.

Een van de doelstellingen van Firda is dat het een kenniscentrum wil zijn, waar het gewoon is om kennis te brengen, te halen en te delen.
Dat is die andere vorm van samenwerking. Het mbo is totaal verknoopt met de samenleving door leerbedrijven, organisaties en noem maar op. Dat is belangrijk voor het mbo, want zo word je steeds gevoed. Maar het is misschien nog wel belangrijker voor die bedrijven en de samenleving, want zij zijn zo rechtstreeks in contact met de toekomst, met wat jonge mensen willen en kunnen. Daarmee is het een grote motor voor innovatie, op een hele concrete en directe manier.

De veranderingen die bedrijven doormaken, gaan snel. In een of twee jaar kun je heel ergens anders zijn. Daarmee zou mbo in een ideaal beeld echt een knooppunt zijn. Onderwijs en samenleving komen hier op een ideale manier samen. Als het goed is, is onderwijs ook een soort schatkist voor allerlei prachtige nieuwe ideeën van jonge mensen die er zelf ook wel wat van vinden.

Dan is het roc de plek waar ze verstand hebben van leren. In de techniek gaan ontwikkelingen bijvoorbeeld zo snel dat je niet de illusie moet hebben dat je zware, dure supermachines in je school kunt halen. Dat kan wel in de buitenwereld.
Je pakt het samen op. Zo’n bedrijf kan zich openstellen voor studenten, maar je ziet ook steeds meer dat bedrijven weer naar de roc’s toe komen met problemen waar ze mee worstelen, om te werken aan oplossingen daarvoor.

En daarmee dus ook – daar kom ik even op terug – werken aan kansengelijkheid in een klimaat waarin je al die jongeren kunt meenemen in allerlei ontwikkelingen.
We moeten benadrukken dat mbo voor grote groepen jongeren van levensbelang is. Het zorgt ervoor dát ze die weg naar de samenleving vinden. Als je daar niet in slaagt, kun je helemaal ontkoppeld raken van die samenleving. Daar maak je echt wel het verschil. Niet in de zin van een beetje beter, maar echt aan of uit.

Het is belangrijk dat het mbo die maatschappelijke rol oppakt, dat het overal aanwezig is in die samenleving. Ik maak me zorgen over groeiende ongelijkheid, over wat de kansencrisis heet.

Maar eigenlijk vind ik kansengelijkheid helemaal geen mooi woord. Het gaat vooral om gelijke mogelijkheden. Die weg moet voor jou open liggen en je moet daarin begeleid worden. Goede begeleiding in een opleiding kan voor een groep jongeren het verschil maken tussen alles of niets.

Ik word altijd erg geïnspireerd door wat docenten daarin doen. Zo investeren we met onze werkagenda ook in mbo-2, want daar speelt dit. Als ik dan docenten spreek die met man en macht proberen van hun studenten een succes te maken, dan vind ik dat heel inspirerend.

Zo is elke student die je verder hebt weten te brengen al een succes. Dan gaat het misschien niet altijd om slagingspercentages, maar ook om één student.
Als je het leven van één iemand ten goede kunt veranderen, is het al waard om je eigen leven te leiden. In het onderwijs doen we dat natuurlijk iedere dag. Maar hier zit wel een groep kansarme studenten, waarvoor het mbo echt van levensbelang is.

En voor volwassenen? Want daar ligt nu ook een enorme taak.
Zeker. Dat is écht een hele grote opdracht. Ik ben samen met collega Dennis Wiersma aan het nadenken over de toekomst van ons onderwijs. En laten we eerlijk zijn: een van de dingen waar ik me zorgen over maak, is dat de samenleving op veel plekken snel aan het veranderen is. Vroeger gingen we met veranderingen om via de volgende generatie. Dat ging met een periode van tien, twintig en soms dertig jaar.

Als je ziet hoe dingen nu binnen drie maanden veranderen of een jaar, dan ben je nooit klaar met leren. Dat betekent dat we echt op een andere manier over onderwijs moeten gaan denken. Het mooie initiële onderwijs zoals we dat zien in het mbo, waarin de student in de praktijk ervaart hoe dat allemaal gaat, daar zien we dat die bedrijven ook snel moeten veranderen. Zo is er een continue noodzaak om te leren. We moeten eigenlijk een lerend land zijn, in iedere organisatie.

Het tempo van die veranderingen zal alleen maar sneller worden. Dat betekent dat we er niet zijn, hoe goed we ook ons best doen, met de initiële opleiding. Waar je vroeger na vier jaar opleiding klaar was voor de rest van je leven, werkt dat niet meer zo. We hadden vaste banen, waarin je gewoon rechtuit kon lopen.

We moeten kronkelpaadjes in het onderwijs hebben, maar het hele leven zal een kronkelpad worden. Die veranderingen zullen ons steeds flink door elkaar schudden. Waar het vroeger rechtdoor kon, moet je nu allerlei bochten maken. En wie helpt je om goed door die bochten heen te gaan? Dat is het onderwijs. Dus onze onderwijsinstellingen zullen een veel grotere rol krijgen in het leven lang ontwikkelen. Dat is onvermijdelijk.

Dat heeft alles te maken met anticiperen op wat er allemaal om je heen gebeurt, en ook het vertrouwen erin te hebben.
Dat is spannend. Het is ook léuk om te veranderen.

Zeker, maar het hangt samen met het gevoel dát je in staat bent om te anticiperen. Als je denkt dat je het niet aankunt, is het niet spannend meer.
Als je te snel door de bocht moet, loop je het risico dat je eruit vliegt.

Zo is het motto van Firda: ‘Leer jezelf het leven door.’
Ja, dat is een mooie.

Het geeft ook aan dat je jezelf in een lerende houding moet weten te zetten. Dat doe je al in het initiële onderwijs, in de houding die je daar meekrijgt. In het vertrouwen bijvoorbeeld. En als het om volwassenen gaat, moet en kan dat ook weer in het onderwijs.
Ik vind het heel mooi. Je moet leren leren. Wat betekent het eigenlijk om te leren? Het begint met beseffen dat je iets niet weet. En als je iets niet weet, hoe kun je dat dan leren? Durf je bij jezelf ook na te gaan dat je iets niet weet? En dat het niet iets is om angstig voor te zijn. Het kan een uitdaging zijn, waarmee je leert omgaan. Kijk, dat veroudert niet. Je vakkennis zal op een bepaalde manier verouderen, maar deze lerende houding is misschien wel de grootste levensles. Dan kun je met uitdagingen omgaan.

Dat is ook waar we ’t over hebben bij die brede vorming in mbo dat meer is dan een beroepsopleiding. Als we kijken naar beroepen van nu en beroepen die misschien wel gaan komen of gemaakt worden door studenten die we nu opleiden. Als je dertig jaar geleden had gezegd dat je webdesigner was, had niemand een idee wat dat was.

Zo hoor je soms gesprekken om je heen, waarvan je beseft: vijf jaar geleden had niemand begrepen wat hier gezegd wordt.
Het mooie is natuurlijk dat wij daar als samenleving mee om kunnen gaan. Als je een computer ziet uit de jaren tachtig, weet je niet eens meer hoe ‘ie aan moet. Laat staan dat je ‘m kunt bedienen. Maar als samenleving kunnen we dat wel. Als mensen kunnen we dat wel. Dat is volgens mij ons grootste talent.

Heel veel dingen zullen geautomatiseerd worden. Maar veranderen, dat kunnen wij aan. Daarom ben ik zo blij met die zigzagpaadjes, want dat is typisch wat mensen kunnen. Vooral jonge mensen, trouwens, die zijn nog veel flexibeler. Als je dat kunt vasthouden, als je die creativiteit, de verbeelding en het enthousiasme van jonge mensen tijdens hun opleiding kunt versterken en niet afleren, dan kunnen we hen een heel groot geschenk meegeven.

Een machine kan geen kronkelpaadje volgen…
Ha, nee…

Die is van de rechte lijn.
Exact.

Zo, we hebben al veel onderwerpen gehad. Behalve: krimp!
Daar wil ik nog wel wat over zeggen. We hebben in verschillende regio’s te maken met demografische krimp. De vraag is hoe we daarmee omgaan in het onderwijs. Als ik dan in regio’s ben waar dit speelt, of het nou Friesland is of Zuid-Limburg, dan zie ik dat die regio’s vaak heel goed weten waar ze heen willen en dat ze ook best een strategie hebben. Waar liggen onze sterke punten? Waarin willen we investeren? Eigenlijk zien ze ’t helemaal niet als krimp, maar als een kans om vooruit te gaan in een specifieke richting.

Een van de oplossingen is intensief samenwerken, zoals we net al bespraken. Dan kun je een zekere basis overeind houden, maar je moet gelijkertijd keuzes maken in waar je goed in wil zijn. Zo werkt het met de lokale economie ook. Als je in zo’n regio wil blijven wonen en heel veel mbo-studenten wíllen dat ook, dan wil je er ook blijven werken. Wat voor soort industrie is daar dan? Wat vraagt dat van ons?

Er zal dus een zekere mate van focus moeten komen. Daarnaast moet het mbo een reddingsboei blijven voor mensen die ’t nodig hebben. We moeten niet in een situatie komen van: we hebben hier een bepaalde vorm van techniek en dat mag je hier studeren, maar verder niet.

Maar je kunt wel keuzes maken voor een sector. Firda gaat werken met zes mbo-colleges, die ook aandacht hebben voor wat er in een regio is. Sneek en watersport, dat is logisch. Drachten veel techniek en veel sport in Heerenveen.
Absoluut! En ik kan me voorstellen dat als je op een andere locatie zit en écht iets hebt met sport, dat je daar dan naartoe gaat. En daar ligt dan ook het werkveld.

Maar er is ongetwijfeld een aantal opleidingen waarvan je zegt dat het heel mooi zou zijn als we die zouden aanbieden, maar er is in die regio weinig werkgelegenheid voor. Dan mag je verwachten dat een student daar best een stukje voor wil reizen. Want het is een misvatting dat een student in het mbo dat niet zou willen. Zo hebben we opleidingen waarvan er maar eentje is in Nederland en daar vinden studenten ook hun weg naartoe.

Door slimmer te organiseren, door voor jezelf helder te krijgen wat van strategisch belang is, krijg je een mooi verhaal. Ik ben soms jaloers als ik zie hoe regio’s dat verhaal op orde hebben. Dan denk ik: het verhaal voor heel Nederland is nóg ingewikkelder. Daar zie je ook veel tegengestelde belangen. Maar regio’s zijn goed in staat hun krachten te bundelen en samen te werken. Nogmaals: niet alles hoeft overal te gebeuren, maar laten we er voor zorgen dat het érgens gebeurt.

Dat is voor mij eigenlijk ook een bredere visie op het onderwijsstelsel. Ik voel dat wij als Nederland eigenlijk alles kunnen bieden wat de wereld vraagt, maar we zijn ook een vrij klein land en kunnen niet óveral alles doen. Maar als we dit heel goed doen, als we samenwerken en onszelf eigenlijk zien als een nationaal team, dan kunnen we volgens mij iedereen aan. Dat kan per instelling of per regio zijn: dit is onze kracht, hier zetten wij op in en dan wordt die andere rol ergens anders gespeeld.

Wat nu in Friesland gebeurt, zou op nationaal niveau ook goed zijn.
Ik denk dat jullie daar echt wel in voorop lopen. We zijn ook breder bezig met een toekomstverkenning voor het vervolgonderwijs en daar ligt deze vraag zeker op tafel. Hoe gaan we om met onze sterktes? En zwaktes? Met krimp? Dat geldt straks demografisch voor heel Nederland. Dat is precies dezelfde vraag als die nu in Friesland ligt. Daar lopen jullie misschien wel wat op vooruit.

Jullie hebben al stappen gemaakt. Daarom ben ik erg geïnteresseerd in hoe het bij jullie loopt. Dit soort voorbeelden kun je ook gebruiken voor de rest van Nederland, ter inspiratie. Je hoeft het niet op dezelfde manier te doen, maar kunt wel op dezelfde manier denken. Wat is jouw kracht? Hoe wil je het bij jou organiseren?

Een klassieke 1 + 1 = 3!
Exact, al vind ik het als wiskundige wat moeilijk om dat te zeggen.